Er zit een Turkse
tortel in ons houthok te broeden. Ik noem haar Rachab, naar de hoer
uit Jericho.*
Niet dat ze meerdere
mannetjes heeft hoor, ze tortelt alleen met haar eigen Turk. Maar
laatst, met die harde wind, is bijna al het hout uit het hok naar
beneden gedenderd. Alleen het stukje waar het nest op gemaakt was,
stond nog overeind. Het helde gevaarlijk naar voren, maar was niet
gevallen.
Mijn man heeft het
voorzichtig met een grote plaat weer op zijn plaats geduwd en daarna
heeft hij al het hout weer opgestapeld. Alles ging goed. Rachab en
Turk wachten na deze turbulentie gewoon hun gezinsuitbreiding verder
af.
'Heeft de Turkse tortel
al een jong,' vraagt mijn schoonzoon. 'Ik denk het niet, want ik heb
ze nog niet langs zien komen met voer in de snavel,' antwoord ik.
'Maar duiven geven ook melk aan hun jongen,' zegt mijn schoonzoon
daarop.
Nu is het zo dat mijn
schoonzoon graag iemand voor de gek houdt. Zo hebben mijn dochter en
ik al eens veertien dagen lang een grassprietje liefdevol verzorgt
omdat hij zei dat het een paprikaplant was. Dus als hij zegt dat
duiven melk geven, geloof ik het niet. Hij blijft
volhouden dat het echt zo is. Om het te bewijzen zoekt hij het voor
me op op internet. En daar staat het echt! Duiven maken een
melkachtige substantie aan in hun krop en dat krijgen de jongen de
eerste dagen te eten.
Het
hele voorval doet me denken aan een gedicht – geen idee wie
het gemaakt heeft – maar een jaar of dertig geleden schreef ik het
over in een schrift. Na een tijdje rommelen in de lades heb ik het
gevonden:
Een dure les
De jongste op een
klein kantoor
waar dient die al
niet voor?
't Loopt tegen
schaftijd en het werk
wordt straks een uur
gestaakt.
Men steekt de koppen
bij elkaar
en...'t plannetje is
klaar.
Zodra de jongste
binnen komt
zijn allen druk aan
't werk,
maar met zijn
vriendelijkst gelaat
wenkt hem de oudste
klerk.
'Zeg Jan, wil jij
een boodschap doen?
Ik moet straks eten
gaan
en weet je, broodjes
zonder drank
dat is toch niets
gedaan.
Hier is een gulden,
opgepast,
haal nu een beetje
vlug,
hiernaast een flesje
duivenmelk,
je krijgt nog geld
terug.'
En Jan, van 't
onheil onbewust,
staat in een wip op
straat,
terwijl dan onder 't
personeel
een luid gelach
opgaat.
Nogal een hele fles,
men schatert bij
voorbaat van plezier
om 't naderend
succes.
Met spanning ziet
men nu de komst
van Jan... een
jongste licht.
Daar is hij... en
men glimlacht al,
maar met verbaast
gezicht
zien zij...hij heeft
iets meegebracht,
zo waar... het is
een duif.
De oudste wrijft
verschrikt de plaats
van zijn verwezen
kuif.
'Eh ja, die heb ik
maar gekocht,
een gulden was net
goed
en eh, die man zegt
dat u ze
dan zelf maar melken
moet.'