maandag 24 augustus 2015

Test


Het was 29 juli. Ik weet het nĂș precies. Ik was die dag bij de bloedbank om plasma te geven. Maar ik vulde op het vragenformulier in dat het 24 juli was.
Nu weet ik niet hoe belangrijk zo’n datum is op dat formulier, maar ik houd er niet van om fouten te maken. Dus toen ik aan de beurt was bij de controlearts was dat, na de begroeting, het eerste wat ik zei: ‘Ik heb de datum verkeerd ingevuld.’

‘Daar begint het mee,’ zegt de arts, in een poging grappig te zijn. Maar als je van dichtbij meemaakt dat iemand steeds meer vergeet, is het opeens minder grappig. ‘Het is ook onderdeel van een test die door neurologen gemaakt is,’ gaat hij verder. ‘Dan moet je eerst vier woorden nazeggen...' Hij dreunt de woorden BOOM, ROOS, VIS en VUUR op en kijkt me aan. Ik heb geen zin om het spelletje mee te spelen, dus houd ik mijn mond. ‘Daarna vragen ze: Wie is de koningin van Nederland,’ gaat hij door, 'en dan vragen ze naar de datum.’ Ik reageer nog steeds niet. De test is me te bekend. Mijn gedachten gaan terug naar het moment dat ik meeging met mijn moeder, die deze test moest maken:

Mijn moeder was erg tegendraads, die dag. Kort daarvoor was ze naar het ziekenhuis geweest voor haar ogen. Het bleek dat ze staar had. De arts wilde haar wel opereren maar mijn moeder zei: 'Man, ik ben al doof, moet ik nou ook nog blind worden?' Toen we dus weer naar het ziekenhuis gingen, dacht mijn moeder dat ze opnieuw naar de oogarts moest. Dat ze van plan waren haar een nieuwe bril aan te smeren.
In het ziekenhuis wilden ze eerst lengte en gewicht weten. ‘Wat een gelul toch veur een nieuwe brille,’ zei mijn moeder. Toen kwamen de testen. Een test met algemene vragen, waaronder dus die van de datum. Nog twee testen met vragen waar mijn moeder niks mee kon. Tot slot een taal- en rekentest. Rekenen was mijn moeders sterkste kant en ze had dan ook nog best veel antwoorden goed. Ook met taal redde ze zich aardig. Op het laatst werd haar gevraagd een volledige zin op te schrijven. Ze hoefde niet na te denken. Ze pakte de pen en het papier en schreef in haar keurigste handschrift: 'Ik ben niet van plan een nieuwe bril te kopen.'

De keuringsarts roept me weer terug in het heden. ‘Er zijn mensen die ontwijkende antwoorden geven of helemaal geen antwoord,’ gaat hij onverstoorbaar door en kijkt me lachend aan. Ik lach maar een beetje mee en denk ondertussen: ‘Schiet nou maar op met je eigen test.’
Al pratend ontsmet hij mijn vinger, prikt erin, veegt het weer netjes schoon met een watje en plakt er een pleister op. Ik kijk hem verbaasd aan. ‘Ehmm, moet je het HB-gehalte niet weten,’ vraag ik. De arts ontdekt zijn fout en maakt de pleister weer open en neemt wat bloed af voor de test. ‘Wie heeft nou last van wat,’ kan ik niet nalaten te vragen. Beteuterd kijkt hij me aan en dan grinniken we allebei maar wat.


Met een HB-gehalte van 8.3 en een bloeddruk van 70/120 ben ik voor deze test geslaagd en mag ik plasma geven. Nu maar hopen dat ik die andere test nooit hoef te maken.