vrijdag 28 september 2012

Vragen


Welk groter plan zit achter mijn bestaan?
Waar is de goede weg die ik moet gaan?
Waarom twijfel ik nog overal aan?
Hoe zal het mij in de toekomst vergaan?
Wanneer zal ik alles leren verstaan?

                        *

Soms blijven vragen onbeantwoord staan.
Dan vraag ik rust en moed om door te gaan





vrijdag 21 september 2012

Doof


'Waar ben ik toch weer aan begonnen!' Dat vraag ik mezelf vertwijfeld af als een cursus gebarentaal veel moeilijker blijkt dan ik gedacht had. Het is donderdagavond en de docente vraagt me iets, maar ik heb geen idee wat! Ik ben moe en heb een zere keel, maar durfde niet thuis te blijven, bang als ik was dat ik er dan daarna helemaal niets meer van zou snappen. Gelukkig hoef ik niet te praten, mag ik zelfs niet praten, maar wat ik moet gebaren is me ook ten ene male onduidelijk. Ik sta weer eens met de mond vol tanden. Of in dit geval kan ik beter zeggen 'met de handen in het haar.'

Als ze eerst iemand anders een beurt geeft en daarna nog eens iemand, begint het me te dagen dat ze vroeg hoe ik hier gekomen ben en dat ik had moeten antwoorden dat ik met de auto gekomen ben. De meesten zijn met de auto, een enkeling met de fiets en één grapjas gebaart dat hij met de helikopter is gekomen. 'Ach,' denk ik dan, 'wat maakt het me ook uit dat het vanavond even niet gaat, we hebben lol en dat is ook belangrijk.'

Ouderdomsdoofheid zit bij ons in de familie. Mijn moeder is stokdoof. Communicatie is moeilijk. Misschien dat het met ondersteuning van gebaren beter gaat. Sommige gebaren zijn zo voor de hand liggend, die zal mijn moeder ook snappen zonder cursus. Andere zullen misschien bekend worden door het vaak te gebruiken. Het is in ieder geval te proberen.
Verder hebben we regelmatig iemand te gast die ook gebaren gebruikt, ter ondersteuning van het praten, en dan is het fijn dat ik weet wat de gebaren betekenen.
En de kans bestaat natuurlijk dat ik zelf ook steeds slechter ga horen. Daar ben ik dan in ieder geval op voorbereid.

Doofheid zit ook bij mijn man in de familie. Maar mijn man heeft nergens last van. Toen hij een keer vroeg thuiskwam van zijn werk en mij al roerend in de pannen aantrof, vroeg hij: 'Gaan we vroeg eten?' 'Nee,' zei ik, 'dit moet nog drie kwartier in de oven.' 'Wat,' zei hij toen, 'heb je wc-papier in je ogen?' Maar hij wordt niet doof hoor, hij had het alleen verkeerd verstaan.

De cursus valt me tegen. Mijn stijve vingers willen niet meewerken. En dat is toch wel een vereiste natuurlijk. Vrijdagmorgen sta ik voor de spiegel en gebaar tot ziens tegen mezelf. 'Gek mens,' denk ik dan. Maar als ik even later voor het raam sta en de kipjes verlangend naar voer bij het gaas zie staan, gebaar ik goede morgen tegen ze. En dan wil ik gebaren dat ze maar even moeten wachten, maar daar weet ik de juiste gebaren niet voor. Dus ik maak maar een op en neergaande beweging met mijn handen. 'Even rustig aan jullie, ik moet eerst zelf ontbijten.' De haan kukelt terug. Toch iemand die het begrepen heeft.

Het is wel een idee, natuurlijk. Om het te leren moet je veel oefenen. Dus waarom zou ik niet tegen de kippen gebaren? En tegen de hond en tegen de vogels en tegen …

Ik denk dat ik me een beetje teveel laat meeslepen door deze cursus! En dan zit er ook nog een irritant stemmetje in mijn hoofd die me zegt dat er ook een oogziekte in de familie zit en dat ik net zoveel kans heb om blind te worden. Maar voor dat stemmetje houd ik me voorlopig even hartstikke doof!


dinsdag 11 september 2012

Veren


Ooit schreef ik dat ik fysiotherapie zou zien als een te bouwen brug*. En dat ik wel zou zien wat me aan de overkant stond te wachten. Ik kan het u nu vertellen. Aan de overkant stond een orthopedisch chirurg, die me vertelde dat er niets aan te doen is.

Ik was namelijk weer terug gegaan naar de huisarts. Omdat ik nu eindelijk wel eens wilde weten wat er precies aan de hand is met m'n rug. De huisarts stuurde me naar het ziekenhuis om een röntgenfoto te maken. Op een röntgenfoto was niet genoeg te zien, dus moest er een MRI-scan gemaakt worden. Een belevenis op zich. Lig je daar in zo'n nauwe koker. Ik kreeg de lugubere gedachte dat het zo ook ongeveer moet zijn als je in een doodskist ligt. En dan het lawaai!!! Takketakkeboemboemboem! Ik dacht: 'Lig ik al in een doodskist, schieten ze me ook nog dood!'
Gelukkig haalden ze me er na ongeveer twintig minuten weer uit. Daarna was het wachten op de uitslag.

Vorige week vrijdag was het zover. Mijn dochter ging mee naar het ziekenhuis. Eerst vond ik dat onzin, maar twee horen meer dan één, dus was ik toch wel blij dat ze meeging.
De arts liet de foto zien. 'Kijk,' zei ik tegen mijn dochter, 'zo'n mooie foto heb je nog nooit van je moeder gezien.' De meeste foto's van mij mislukken namelijk, maar deze was goed gelukt!
De foto werd uitgelegd. De wervels waren te zien met daartussen allemaal keurig witte kussentjes, die tussenwervelschijven heten. Keurig netjes, behalve de onderste! Als je je rug vergelijkt met een veer zorgen de tussenwervelschijven voor de veerkracht. Het onderste stukje van mijn veer is dus kapot. En dat veroorzaakt de pijn. En daar is niets aan te doen. 'Maar je kunt er wel honderd mee worden,' zei de dokter. Ik moest denken aan mijn zwager. Zijn dokter zei hetzelfde tegen hem en in navolging van mijn zwager zei ik: 'Ja, als ik voor die tijd niet dood ga.' Op dat punt kreeg mijn dochter waarschijnlijk spijt dat ze meegegaan was.

Vorige week vrijdag was het ook tijd om afscheid te nemen van Ukkie, de kip met het zere pootje. Het ging niet langer. Ze sleepte zichzelf door de dagen en ik besloot dat het genoeg was geweest. Maar ik durf zelf geen kip te slachten. Ik zat ermee in m'n maag en dat was echt wel het laatste wat ik wilde.
Dus dacht ik aan de buurman, die draait er zijn hand niet voor om. Of liever gezegd, die draait zijn hand er wel om. Met als beloning een lekker kippensoepje. Uiteindelijk werd het zijn schoonvader die het karwei zou klaren onder toeziend oog van allerlei jongetjes, die altijd ongeoorloofde schiet- en moordspelletjes doen op hun pc. De buurvrouw vond dat het goed was om ze te laten kennismaken met de echte dood.

Ik bracht het beestje naar de overkant en nadat ik aan de kinderen uitgelegd had waarom de kip niet verder kon leven, liep ik met een brok in mijn keel terug naar huis. Ik hoefde er geen getuige van te zijn, ik lustte er ook geen soep van. Het enige wat ik graag wilde was een veer als aandenken. Eén van de kinderen bracht me een hele verentooi en die kreeg een mooi plaatsje in onze serre.

Puk, de haan woont nu samen met de Tokkies. Kaatje, de kip die tot dan toe de baas was, moest een flinke veer laten. Maar nu de pikorde eenmaal bepaalt is, gaat het buitengewoon goed. Wie weet krijgen ze volgend jaar wel kuikens. Dan zal ik er één naar Ukkie noemen. Maar een kuiken met spreidpoten zal bij mij geen veren meer krijgen.