dinsdag 13 december 2011

Tók tók tók


Marietje, de zwarte kip die niet mocht broeden van mijn schoonzoon*, loopt nu trots haar rondjes bij ons in de tuin. En ik heb haar niet eens gekip-napt, ik heb haar eerlijk gekregen. Samen met nog twee andere kippen die ik Kaatje en Muis heb genoemd. Kaatje is bruin, Muis is grijs.
De kippen waren er al eerder dan het hok. Dat kwam omdat Kaatje gepest werd door de andere kippen. Dan denk je dat dat alleen een mensenkwaal is, maar nee, kippen kunnen er ook wat van. De natuur is hard, een zieke kip krijgt gewoon geen toegang meer tot eten en drinken. 'Breng haar maar bij mij,' riep ik alweer veel te snel. Want waar moest dat beest dan in? Het hok was nog in aanbouw. Mijn man gooide al zijn gaven in de strijd om er een paleisje van te maken. Maar daar kon Kaatje niet op wachten. Ze werd alsmaar magerder en moest acuut worden gered. Mijn schoonzoon had nog wel een konijnenhokje. Met nadruk op hokje! Want toen vonden mijn dochter en schoonzoon één kip weer zielig en kwamen ze met drie kippen aan. Maar omdat ik Marietje herkende vond ik alles best! 'Stop ze maar in mijn kas,' zei ik. En daar hebben ze gezeten tot het hok klaar was.

Toen het kippenpaleis helemaal af was, moesten de tokkies nog overgebracht worden naar hun nieuwe onderkomen. Ik zou vangen, mijn man zou deurtjes opendoen. Tenminste, dat was het plan. Zie je me achter de kippen aanrennen? Veren vlogen door de lucht, kippen kakelden, ik gilde. Toen ging mijn mobieltje. Ik kon het nummer niet zo snel thuisbrengen dus nieuwsgierig pakte ik op. Het bleek de buurman te zijn die graag een liturgie getypt wilde hebben. 'Tiny, waar zit je toch, wat doe je?' vroeg hij. 'Ik zit in mijn kas en vang kippen,' antwoordde ik. De buurman bulderde van het lachen. 'Kom morgenvroeg maar, dan is de liturgie klaar en leg ik alles uit,' zei ik en dat leek de buurman ook wel een beter plan.
Mijn man kwam ondertussen op het idee om een doek over de kip te gooien en ze dan op te pakken. Dat lukte en uiteindelijk was de verhuizing een feit.
Nu geniet ik van het heerlijke getok van de kipjes. Als ik ooit ga mediteren wordt tók tók tók mijn mantra. Vooral de langgerekte ó brengt me in vervoering.

Nu vraagt u zich misschien af hoe ik zo opeens op mediteren kom. Dat komt door het boek 'Eten, Bidden, Beminnen' van Elisabeth Gilbert. Ik heb dat boek voor mijn verjaardag gekregen en heb de eerste twee delen al uit.
'Eten' speelt zich af in Italië en tijdens het lezen kreeg ik steeds vreselijk veel zin in pizza. Naar Napels gaan om daar de allerlekkerste pizza van de wereld te eten staat inmiddels bijgetekend op mijn lijstje van dingen die ik altijd nog eens wil doen.
Voor 'Bidden' gaat de hoofdrolspeelster naar India. Op zoek naar God, die ze vooral in zichzelf probeert te vinden door middel van bidden en mediteren. 'Bidden is praten met God, mediteren is luisteren naar God,' zo wordt er gezegd.
Mijn gedegen gereformeerde achtergrond maakt hier al een kanttekening. Het is er bij mij ingestampt dat er twee manieren zijn om God te leren kennen. Door de Bijbel en in Zijn schepping. Nu moet mij van het hart dat ik het tweede middel zwaar ondergewaardeerd vind in christelijk Nederland. Veel kerken worstelen met de tweede dienst op zondag. Er lijkt steeds minder animo voor en er wordt druk naar nieuwe vormen gezocht om het toch weer aantrekkelijk te maken. Mijn voorstel is om in kleine groepjes de natuur in te trekken en van elkaar te leren hoe mooi en goed alles is gemaakt en hoe machtig onze Schepper is.

Terug naar het boek. Het is de moeite van het lezen waard. Er staan veel mooie zinnen in over God. Mediteren lijkt ook zo gek nog niet. Niet aldoor maar met je verlanglijstje naar God gaan maar gewoon eens luisteren wat God van jou verlangt. Of zoals Josh Groban het zingt:

When I am down and, oh my soul, so weary;
When troubles come and my heart burdened be;
Then, I am still and wait here in the silence,
Until you come and sit awhile with me.


Als ik het uitprobeer en na het bidden gewoon eens een poos stil probeer te zijn, val ik in slaap. Ik denk dat mediteren niet een vorm is die bij mij past. Ik ben meer iemand die al stofzuigende nadenkt over de preek van de zondag ervoor of over iets anders wat is blijven hangen.

Wat ik in het boek ook jammer vind, is dat Jezus helemaal niet wordt genoemd. Het lijkt erop dat je door mediteren je eigen verlossing kunt bewerken. En dan schiet mij weer een verhaal te binnen dat ik ooit hoorde: Een man zat in een diepe put waar hij zelf niet uit kon komen. Mohamed kwam langs en zei: 'als Allah het wil, kom je uit de put,' en hij liep door. Boeddha kwam langs en zei: 'als je maar ver genoeg boven jezelf uitstijgt, kom je uit de put,' en ook hij liep door. Jezus kwam, liep niet door maar daalde af, de put in, tilde de man uit de put en bevrijdde hem.
Als ik in mezelf op zoek moet naar God om zodoende mezelf te verlossen, vind ik de duivel die mij herinnert aan mijn zonden. 'Visje' de christelijke variant van 'Loesje' schreef eens: 'Als de duivel aan je deur klopt, laat Jezus dan opendoen.' Als je God zoekt, kan dat nooit zonder Jezus. Ook dát is me met de paplepel ingegoten.

Ondertussen denkt u misschien dat ik kakel als een kip zonder kop. Of dat ik overal een graantje van probeer mee te pikken. Maar zolang ik nog niet de kip met de gouden eieren slacht, hoeft u zich geen zorgen te maken. Als het weer het toelaat zal ik op mijn bankje bij de kipjes gaan zitten en, met hun getok als rustgevende mantra op de achtergrond, mijn lievelingsvers uit de Bijbel in praktijk proberen te brengen: 'Zoek rust, mijn ziel, bij God alleen, van Hem blijf ik alles verwachten.'


* (zie Beestenboel mei 2011)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten