Ooit schreef ik dat ik
fysiotherapie zou zien als een te bouwen brug*. En dat ik wel zou
zien wat me aan de overkant stond te wachten. Ik kan het u nu
vertellen. Aan de overkant stond een orthopedisch chirurg, die me
vertelde dat er niets aan te doen is.
Ik was namelijk weer
terug gegaan naar de huisarts. Omdat ik nu eindelijk wel eens wilde
weten wat er precies aan de hand is met m'n rug. De huisarts stuurde
me naar het ziekenhuis om een röntgenfoto te maken. Op een
röntgenfoto was niet genoeg te zien, dus moest er een MRI-scan
gemaakt worden. Een belevenis op zich. Lig je daar in zo'n nauwe
koker. Ik kreeg de lugubere gedachte dat het zo ook ongeveer moet
zijn als je in een doodskist ligt. En dan het lawaai!!!
Takketakkeboemboemboem! Ik dacht: 'Lig ik al in een doodskist,
schieten ze me ook nog dood!'
Gelukkig haalden ze me
er na ongeveer twintig minuten weer uit. Daarna was het wachten op de
uitslag.
Vorige week vrijdag was
het zover. Mijn dochter ging mee naar het ziekenhuis. Eerst vond ik
dat onzin, maar twee horen meer dan één, dus was ik toch wel blij
dat ze meeging.
De arts liet de foto
zien. 'Kijk,' zei ik tegen mijn dochter, 'zo'n mooie foto heb je nog
nooit van je moeder gezien.' De meeste foto's van mij mislukken
namelijk, maar deze was goed gelukt!
De foto werd uitgelegd.
De wervels waren te zien met daartussen allemaal keurig witte
kussentjes, die tussenwervelschijven heten. Keurig netjes, behalve de
onderste! Als je je rug vergelijkt met een veer zorgen de
tussenwervelschijven voor de veerkracht. Het onderste stukje van mijn
veer is dus kapot. En dat veroorzaakt de pijn. En daar is niets aan
te doen. 'Maar je kunt er wel honderd mee worden,' zei de dokter. Ik
moest denken aan mijn zwager. Zijn dokter zei hetzelfde tegen hem en
in navolging van mijn zwager zei ik: 'Ja, als ik voor die tijd niet
dood ga.' Op dat punt kreeg mijn dochter waarschijnlijk spijt dat ze
meegegaan was.
Vorige week vrijdag was
het ook tijd om afscheid te nemen van Ukkie, de kip met het zere
pootje. Het ging niet langer. Ze sleepte zichzelf door de dagen en ik
besloot dat het genoeg was geweest. Maar ik durf zelf geen kip te
slachten. Ik zat ermee in m'n maag en dat was echt wel het laatste
wat ik wilde.
Dus dacht ik aan de
buurman, die draait er zijn hand niet voor om. Of liever gezegd, die
draait zijn hand er wel om. Met als beloning een lekker kippensoepje.
Uiteindelijk werd het zijn schoonvader die het karwei zou klaren
onder toeziend oog van allerlei jongetjes, die altijd ongeoorloofde
schiet- en moordspelletjes doen op hun pc. De buurvrouw vond dat het
goed was om ze te laten kennismaken met de echte dood.
Ik bracht het beestje
naar de overkant en nadat ik aan de kinderen uitgelegd had waarom de
kip niet verder kon leven, liep ik met een brok in mijn keel terug
naar huis. Ik hoefde er geen getuige van te zijn, ik lustte er ook
geen soep van. Het enige wat ik graag wilde was een veer als
aandenken. Eén van de kinderen bracht me een hele verentooi en die
kreeg een mooi plaatsje in onze serre.
Puk, de haan woont nu
samen met de Tokkies. Kaatje, de kip die tot dan toe de baas was,
moest een flinke veer laten. Maar nu de pikorde eenmaal bepaalt is,
gaat het buitengewoon goed. Wie weet krijgen ze volgend jaar wel
kuikens. Dan zal ik er één naar Ukkie noemen. Maar een kuiken met
spreidpoten zal bij mij geen veren meer krijgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten