Mijn vader en ik
maakten altijd grapjes over de erfenis. Als mijn vader weer eens een
grote uitgave had gedaan zei ik tegen hem: 'Niet teveel uitgeven
hoor, er moet nog wel wat voor ons overblijven.'
Vaak gingen mijn ouders
koffiedrinken of een ijsje eten bij hun favoriete restaurant in
Dronten. 'We zijn ook weer bij 'Roggebothsluisje' geweest,' zei mijn
vader dan tegen ons. Mijn zussen en ik zeiden tegen elkaar: 'Er komt
niks terecht van die erfenis van ons, we moeten hem maar onder
curatele zetten.'
Het was natuurlijk
allemaal gein. Wij vonden het geweldig dat onze ouders zo genoten van
het goede van het leven.
Vorig jaar werd mijn
vader ziek. Grapjes over de erfenis waren opeens niet zo grappig
meer. Maar toen gebeurde er toch weer iets waar we vreselijke lol om
hadden:
Het is 9 april. Mijn
vader is net de zondag ervoor opgenomen in het ziekenhuis. Mijn
moeder zal de dag erop gaan verhuizen.* Omdat mijn moeder niet alleen
kan zijn, blijven we om beurten bij haar. Die avond is het mijn
beurt.
Mijn moeder wandelt
onrustig heen en weer. Niks bijzonders, dat hoort gewoon bij het
ziektebeeld. Ik ben een inktvis aan het haken en heb net weer een
tentakel af. Dan komt mijn moeder uit de slaapkamer met een blauw
emmertje. De emmer die mijn vader 's nachts gebruikt als hij niet
snel genoeg naar de wc kan komen. 'Hier, die mag jij wel hebben,'
zegt mijn moeder. Ik zie daar de humor wel van in en sms naar mijn
zussen: 'Yes, ik heb de erfenis al, de plasemmer van papa!'
De volgende dag gaat
mijn zus 's middags naar het ziekenhuis en ik 's avonds. We besluiten
om mijn vader te plagen. Mijn zus vertelt dat ik iets gekregen heb,
maar vertelt nog niet wat. Als ik 's avonds de zaal opkom, is het
eerste wat hij vraagt: 'Nou, wat heb je gekregen?' Als ik hem vertelt
dat ik zijn plasemmer gekregen heb, schiet hij ook in de lach. We
hebben dezelfde humor, dus ik had niet anders verwacht. 'Maar,' zei
hij, 'ik kan je natuurlijk niet voortrekken, dus ik zal dan nog twee
van zulke emmertjes moeten kopen voor je zussen.'
Wat hebben we daarna
vaak lol gehad om het emmertje. En om andere dingen die het lachen
waard waren. Nadat hij uit het ziekenhuis werd ontslagen, kregen we
nog drie geweldig mooie maanden samen. Maanden met een lach en een
traan. Daarna moesten we afscheid nemen. In de zekerheid dat hem een
erfenis in de hemel wachtte, is hij rustig ingeslapen.
De dag erop keek mijn
zus in de agenda van mijn vader om eventuele afspraken af te zeggen.
Achterin vond ze een briefje met een Bijbeltekst** erop. 'Hè, wat is
dat,' vroeg ze aan ons. Ik zag wat het was en schoot in de lach. Deze
tekst had ik aangehaald toen we weer eens een 'discussie' hadden over
de erfenis. Hij vond dat heel grappig en blijkbaar had hij het
overgeschreven en bewaard in zijn agenda: 'Niet
de kinderen moeten voor de ouders sparen, maar de ouders voor de
kinderen.'
Na de begrafenis
moesten we zijn appartement ontruimen. Ik hoorde mijn zussen
geheimzinnig rommelen in de badkamer. Al giebelend kwamen ze
tevoorschijn. Ze hadden het emmertje provisorisch in een handdoek
gepakt en bovenaan vastgeplakt met plakband. Daarna volgde de
officiële overhandiging.
Het emmertje staat nu
bij mij in de tuin. Met een plantje erin, omdat mijn vader zo van
plantjes hield. Maar nog mooier dan het emmertje vind ik de
eigenschappen die ik van hem heb geërfd. Zijn liefde voor de tuin en
de vogeltjes, zijn gevoel voor humor en ja, ook zijn eigenwijsheid.
Die laatste erfenis neem ik dan maar op de koop toe.
*
http://tinuzplotzeling.blogspot.nl/2014/06/verhuizen.html
** 2 Kor 12:14
Geen opmerkingen:
Een reactie posten